Psychotherapie is een literaire praktijk, schrijft Jan Olthof in zijn artikel over narratieve therapie. Geschreven taal, literatuur, is binnentaal; gesproken taal, psychotherapie, is buitentaal. Taal is de overeenkomst, het domein van de taal het verschil. Je zou psychotherapie dus kunnen opvatten als een literaire praktijk die er niet alleen op is gericht de taal te veranderen, zoals Olthof uiteenzet in zijn artikel, maar ook het domein van de taal.
In het artikel ‘De geschiedenis van het therapeutisch gesprek’ van Ranne Hovius wordt het therapeutisch gesprek in de literatuur door de eeuwen heen beschreven.
Het essay ‘Het wonder’ van schrijver Arnon Grunberg toont hoe machteloos hulpverleners staan ten aanzien van deze vragen, het is een confronterende cultuurkritiek waarin Grunberg de vermeende neutraliteit van de hulpverlener ter discussie stelt.
In het artikel ‘Jeroen Brouwers & de zielenvorsers’ breken Ellen Fernhout en Hanneke Bot een lans voor het lezen van literatuur door psychotherapeuten, en onderbouwen dat met het werk van de door hen bewonderde schrijver Jeroen Brouwers.
De boekbespreking over het boek Demonen overwonnen door P. Banai, een Afghaanse vluchtelinge die haar moeizame weg door de Nederlandse ggz in een boek vastlegde, gaat over de kracht van het narratief.
Leerdoelen
Na het lezen van dit themanummer
- weet u waarom het zinvol is dat psychotherapeuten zich verdiepen in literaire romans.
- kent u de belangrijkste kenmerken van goede literatuur en daarmee van de eigenschappen van de romancier.
- heeft u inzicht gekregen in de belangrijkste kenmerken van narratieve therapie.
- heeft u een beeld van de wijze waarop het therapeutisch gesprek door de tijden heen geëvolueerd is tot het gesprek dat we nu kennen