Flow herkennen en vergroten bij studenten
De sfeer in de klas kantelt soms in één moment: studenten zitten rechter, luisteren scherper, willen meedoen. Dat is flow: leren op de rand van je comfortzone. Door een passende uitdaging aan te gaan ontstaat energie, zelfvertrouwen en diepe leerruimte. In het lichaam zie je dat terug: meer actiebereidheid en stralende ogen. In dit artikel, geïnspireerd op Krachtgericht coachen van Fred Korthagen, lees je hoe je flow herkent en vergroot.
Wat is flow in de onderwijspraktijk?
In de klas voelt flow alsof het vanzelf gaat, maar onder de motorkap klopt het precies. De uitdaging is net hoog genoeg om spannend te zijn, niet zo groot dat paniek ontstaat en niet zo laag dat verveling toeslaat. Het doel is concreet, de volgende stap is duidelijk en de student krijgt signalen waar die staat. Die combinatie bedient drie basisbehoeften die leren dragen: competentie, autonomie en verbondenheid. Flow is dus geen geluk, maar het gevolg van bewuste keuzes.
Waarom past dit bij menselijk, affectief én rationeel lesgeven?
Flow vraagt om en-en: je let op wat er van binnen gebeurt (denken, voelen, willen) en koppelt dat aan doelen, structuur en stappen (doen). Alleen praten over taken of alleen praten over gevoel is onvoldoende. De kunst is ertussen te schakelen: even stilstaan bij spanning of energie, daarna precies maken wat de volgende, haalbare stap is. Zo werk je tegelijk relationeel en resultaatgericht.
Vijf minuten voor flow: zo pak je het aan
Scan en benoem (30–45 sec)
Kijk rustig de groep rond en zeg neutraal wat je ziet: ‘De aandacht zakt bij deze stap.’ Eén heldere observatie richt ieders focus zonder te oordelen. Door het hardop te benoemen nodig je de klas uit om mee te schakelen.
Herkader doel en schets het ideaal (45–60 sec)
Formuleer in één zin wat nu telt: ‘Over vijf minuten kan iedereen de kern in één zin zeggen.’ Laat één student kort verwoorden hoe dat klinkt als het lukt. Zo verbind je het doel aan een klein, aantrekkelijk eindbeeld dat richting en energie geeft.
Lift langs denken, voelen en willen (60 sec)
Stel drie korte vragen: ‘Wat willen we nu precies bereiken?’ ‘Wat doet deze stap met je: spannend, saai of oké?’ ‘Wat wil jij dat er over vijf minuten staat?’ Door hoofd, hart en motivatie aan te spreken breng je aandacht én betrokkenheid op gang.
Schaal de uitdaging één tandje (60 sec)
Voorkom dat het te makkelijk of juist te groot wordt. Kies samen één mini-challenge: iets kortere tijd, een iets moeilijkere variant of twee routes waaruit studenten kiezen. Een klein tandje omhoog houdt spanning productief en nodigt uit tot meedoen.
Oefen de microstap en spiegel kwaliteiten (60–90 sec)
Laat één student of duo de gekozen microstap meteen uitvoeren: de slotzin hardop, een kernvraag formuleren, de essentie schetsen. Spiegel wat werkt en noem een kwaliteit die zichtbaar werd: ‘Je hield focus en nam initiatief; daardoor kwam de groep in beweging.’ Vraag één medestudent wat die hiervan meeneemt, zodat het effect breder landt.
Klaar: vijf minuten. Je hebt doel en ideaal verbonden, hoofd en hart aangesproken, de uitdaging passend opgeschaald en direct geoefend. Dat is precies de mix waarin flow ontstaat: kleine, bewuste keuzes in contact en kader die de ogen doen oplichten en eigenaarschap vergroten.