Hans Vaihinger
De Duitse filosoof Hans Vaihinger (1852-1933) werd geboren in een vroom milieu in Nehren in de buurt van Tübingen. Hoewel hij op vroege leeftijd al onorthodoxe religieuze opvattingen ontwikkelde, ging hij toch theologie studeren aan de universiteit van Tübingen, om later over te stappen naar filosofie. Vaihinger wilde graag zijn temperament volgen en een ‘man van de daad’ zijn, maar zijn extreme bijziendheid noopte hem tot terughoudendheid en passiviteit. Noodgedwongen legde hij zich toe op intellectuele bezigheden. Hij beschouwde de tegenstelling tussen zijn lichamelijke toestand en de wijze waarop hij zou willen leven als ‘irrationeel’, en zijn slechte gezichtsvermogen maakte hem gevoelig voor andere frustrerende aspecten van het bestaan. De irrationaliteit van het leven werd door de meeste filosofen verdoezeld, vond hij. Alleen Schopenhauer was er oprecht over.
Vanaf 1884 was Vaihinger professor filosofie in Halle, maar zijn afnemend gezichtsvermogen dwong hem in 1906 zijn taak neer te leggen. Daarna legde hij zich toe op het afronden van zijn belangrijkste werk, Die Philosophie des Als Ob (Berlijn, 1911), waar hij al in 1876 aan begonnen was. Het werk kende vele herdrukken en maakte de filosofie van de ficties alom bekend. Vaihinger vergaarde ook roem als volgeling en kenner van Kant en was oprichter van het tijdschrift ‘Kantstudien’. Samen met Raymund Schmidt was hij ook de grondlegger van de ‘Annalen der Philosophie’, een jaarboek dat zich bezighield met de ‘alsof’-benadering. Hij hechtte veel belang aan de evolutietheorie en benadrukte de biologische functie van het denken. Af en toe kon hij zich scherp uitdrukken. Zo definieerde hij de mensheid eens als ‘een aan grootheidswaan lijdende apensoort’. De uitspraak leverde hem veel verwijten op, maar die sneden volgens de filosoof geen hout omdat het hier om een doelbewuste overdrijving ging van een op zich gerechtvaardigde zoölogische en psychologische, respectievelijk psychiatrische beschouwingswijze. In de jaren tien en twintig van de vorige eeuw correspondeerde Vaihinger ook regelmatig met de natuurkundige Albert Einstein, wiens beeld van de objectieve werkelijkheid – of de afwezigheid ervan – raakvlakken vertoont met die van de filosoof.
In 1924 verscheen van Vaihingers magnum opus een Engelse vertaling van de hand van C. K. Ogden, The Philosophy of ‘as if’ (New York). De vertaling zou vele malen worden herdrukt, tot op de dag van vandaag.