Metafysica van de zeden
Helder en systematisch overzicht van Kants praktische filosofie
In Metafysica van de zeden, voor het eerst verschenen in 1797, onderzoekt Immanuel Kant de manier waarop de moraal vorm geeft aan onze samenleving. Hij maakt onderscheid tussen het domein van het recht, waarin het samenleven van vrije individuen door wetten wordt geregeld, en het domein van de deugd, waarin persoonlijke morele overtuiging centraal staat.
Categorische imperatief
Met zijn nadruk op vrijheid, verantwoordelijkheid en respect voor menselijke waardigheid ontwikkelt Kant een filosofisch systeem dat nog steeds richtinggevend is voor het ethisch en juridisch denken. De beroemde categorische imperatief vormt het uitgangspunt voor zijn benadering van zowel het recht als de moraal. Met Metafysica van de zeden biedt Kant een diepgaand en systematisch overzicht van de principes die zowel de rechtsorde als de morele plichten onderbouwen.
Over de auteur
Immanuel Kant (1724-1804) is een van de beroemdste en invloedrijkste filosofen uit de geschiedenis van de westerse filosofie. Bij Boom verschenen zijn drie kritieken en andere hoofdwerken in Nederlandse vertaling.
Oorspronkelijke titel: Metaphysik der Sitten
Vertaling: Jabik Veenbaas en Willem Visser
Inhoudsopgave Metafysica van de zeden
Ten geleide
Kants receptuur voor een humanistische praktijk 9
door Jabik Veenbaas en Willem Visser
Beknopte literatuurlijst 25
Verantwoording 27
Immanuel Kant
Metafysica van de zeden
Voorwoord 31
Inleiding tot de metafysica van de zeden 36
DEEL I Metafysische basisprincipes van de rechtsleer
Inleiding tot de rechtsleer 59
Rechtsleer deel 1 Het privaatrecht
Het uiterlijke mijn en dijn in het algemeen
Hoofdstuk 1. De manier om iets uiterlijks als het zijne te hebben 73
Hoofdstuk 2. De manier om iets uiterlijks te verwerven 84
Sectie 1. Het zakenrecht 85
Sectie 2. Het persoonlijke recht 96
Sectie 3. Het op dingelijke wijze persoonlijke recht 109
Tussensectie. De ideële verwerving van een uiterlijk object van de wilskeuze 117
Hoofdstuk 3. De subjectief-voorwaardelijke verwerving op basis van de uitspraak van een openbaar gerechtelijk orgaan 124
Rechtsleer deel 2 Het publiekrecht
De overgang van het mijn en dijn in de natuurtoestand naar het mijn en dijn in de juridische toestand als zodanig 137
Publiekrecht, sectie 1. Het staatsrecht 142
Algemene opmerking over de juridische uitvloeisels van de aard van de burgerlijke vereniging 152
Publiekrecht, sectie 2. Het volkenrecht 173
Publiekrecht, sectie 3. Het kosmopolitisch recht 182
Besluit 184
Addendum. Verklarende opmerkingen ter zake de metafysische
basisprincipes van de rechtsleer 186
DEEL II Metafysische basisprincipes van de deugdleer
Voorwoord 207
Inleiding tot de deugdleer 211
I. Ethische basisleer
Deel 1. De plichten van de mens jegens zichzelf als zodanig 247
Inleiding 249
Boek 1. De volmaakte plichten van de mens jegens zichzelf 254
Hoofdstuk 1. De plicht van de mens jegens zichzelf als animaal wezen 253
Hoofdstuk 2. De plicht van de mens jegens zichzelf, louter als moreel wezen 261
Boek 2. De onvolmaakte plichten van de mens jegens zichzelf (ten aanzien van zijn doel) 277
Sectie 1. De plicht van de mens jegens zichzelf om zijn natuurlijke volmaaktheid te ontwikkelen en te vergroten, dat wil zeggen zijn plicht in pragmatisch opzicht 277
Sectie 2. De plicht van de mens jegens zichzelf om zijn morele volmaaktheid te vergroten, dat wil zeggen louter in zedelijk opzicht 279
Deel 2. De deugdplichten jegens anderen 281
Hoofdstuk 1. De plichten jegens anderen louter als mensen 283
Hoofdstuk 2. De ethische plichten van de mensen jegens elkaar ten aanzien van hun toestand 304
Besluit van de basisleer. De innigste vereniging van liefde en achting in de vriendschap 306
II. Ethische methodeleer
Sectie 1. De ethische didactiek 315
Sectie 2. De ethische ascetiek 323
Besluit. De religieuze leer als de leer van de plichten jegens God ligt buiten de grenzen van de zuivere moraalfilosofie 325
Noten van de vertalers 331
Register 337
Reviews 'Metafysica van de zeden'
‘Kant wil in Metafysica van de zeden laten zien hoe de mens op basis van de categorische imperatief ethische beslissingen kan nemen in het leven van alledag. Daarbij moet hij zien te voorkomen dat niet-metafysische, zintuiglijke en gevoelsmatige aspecten invloed op het moreel redeneren van de mens uitoefenen. Zelf formuleert hij het zo: een metafysica kan niet op antropologie worden gebaseerd, maar er wel op worden toegepast.’





